maandag, december 29, 2008

Wintergedachten.

Ik hou niet van kou. Vroeger kon ik er nog wel een beetje tegen, maar sinds ik ME heb heb ik heb echt een hekel aan kou. Ik ben het soort persoon die bij tweeëntwintig graden in de woonkamer de kachel hoger wil. Die haar shirts uitzoekt op over-elkaar-aantrekbaarheid. Die op stal bij haar paard van september tot mei een muts op haar kop doet. (*)

Maar als het dan toch moet winteren, doe me dan maar winter waar je wat aan hebt. Niet van dat halfzachte, net wat boven nullige druilweer met natte sneeuw, nee, het beter vriesweer, daar hou ik van. Droog, zonnig en vijf tot tien graden onder nul. Schaatsweer.

Vroeger kon ik schaatsen. Voor de vermoeidheid mijn spieren velde woonde ik in bij de familie van een bekende schaatser en schaatste dus zelf ook. Ik en mijn combinoren -op echte leren schoenen kwam dit stadskind niet vooruit- schaatsten in het jaar dat de Elfstedentocht werd verreden zelfs de negen dorpentocht van om en nabij de tachtig kilometer. Sindsdien stond ik nog tweemaal op het ijs. Een keer met Lyka op een plasje, een jaar of vijf geleden en een jaar of wat daarna op de stadsijsbaan van Delft. Beide keren bleek ik in ieder geval de theorie van het schaatsen nog te bezitten, ook al maakte mijn gebrek aan spierkracht snel een einde aan enig langdurende ijspret. Maar ja, echt vriezen hadden we dan ook al in geen jaren gehad, en ijsbanen zijn sowieso minder leuk dan the real thing, dus ik had een excuus.

Mijn schoonouders wonen in S., een vergelijkbaar dorp als hetgeen waar ik destijds woonde bij mijn schaatsende pleegouders. Ze hebben er geen negen dorpentocht, maar wel een ondergelopen weiland, wat in de winter de benaming 'schaatsbaan' krijgt. Mijn schoonmama was lid en ik mocht doen alsof ik haar was en zo togen Lyka en ik naar de ijsbaan. Alwaar het hele dorp met ons was. Vóór ons wel te verstaan. In een hele lange rij. Zonder enige zitplaatsen.

Maar ik heb geschaatst.
En het ging best goed, ik ben niet gevallen en heb schoonmoeders kunstschaatsen niet gesloopt. (Mijn eigen oude vertrouwde combinoren bleken in tien jaar berging toch wat roest en botheid opgepakt te hebben.) Ik heb één heel rondje grote baan gehaald en verscheidende rondjes kinderbaan. Ik had zelfs nog energie over om de auto naar huis te rijden.

Dus eigenlijk moet ik nu tevreden zijn. Het vriest, er was ijs, ik schaatste, ik ben gelukkig. Op deze herinneringen kan ik weer jaren mee.
Het heeft dus helemaal geen zin om te dromen over een dichtgevroren Vlist en warme chocolademelk bij schaatsschuur Van Diemen. Nee, beter ben ik maar gewoon tevreden.

...

Ik moet mijn hoofd toch eens leren wat beter naar me te luisteren.

(*)Ik kan ook niet tegen warmte, tenminste, van het soort dat boven de drieëntwintig graden is, te vochtig, te droog of te zonnig, maar das een heel ander verhaal.

Geen opmerkingen: