zondag, juli 22, 2007

Een beetje Ceasar.

Dertien was ik, en jong en onbegrepen.
Ik had in die tijd geen vrienden, ik had mensen van wie ik afhankelijk was. Van wie ik mezelf afhankelijk maakte.

Ik wilde aandacht, hunkerde naar contact.
Wat ik daar voor moest doen of later echter, was me vokomen vreemd.

Ik belde niet op met de vraag om gezelllig langs te komen, nee, ik fietste die richting uit, en belde dan op vanaf een telefooncel om de hoek. Dan was ik al in de buurt, was mijn redenatie, en de kans dus kleiner dat ik afgewezen werd. Ik was zo bang voor afwijzing dat ik ooit, ook al was ik uitgenodigd, meer dan een uur op de stoep voor het huis van een vriendin gezeten heb bij haar verjaardag omdat ik niet durfde aan te bellen, tot K., een andere vriend, langskwam en me mee naar binnen nam.

Ik liep met mensen mee naar tramhalte of trein en moest, geheel toevallig, ook in de regio zijn waar zij naar toe moesten, zodat we nog wat konden blijven kletsen. Zo ging ik met de trein naar Dordrecht en Breda, en reed met de tram de hele stad rond. Misschien durfde ik niet te vragen of we een keer wat konden afspreken om wat te gaan drinken en wat kletsen. Misschien geloofde ik wel niet dat ze dat ooit zouden willen. MIsschien is dat laatste nog wel waar ook. Ik bleef een beetje vreemd, en ik denk dat mijn, vooral veel oudere vrienden, dat echt wel doorhadden.
Ik durfde eigenlijk alleen te bellen als er een probleem was, en als dat er niet was dan bedacht ik er wel een. Als je maar dramatisch genoeg om aandacht vraagt zegt er niemand nee.
Ik was een soort vogeltje, klein en zielig. Zo'n hertje met van die grote bruine ogen, alleen in de grote grote buitenwereld. Ik had geen idee hoe alles werkte en was wanhopig op zoek naar echt contact. Mijn manier van contacten aangaan was echter zo agressief dat ik de relatie grondig sloopte voor er ooit echte vriendschap was.

NIet dat ik de anderen wat aandeed of ze geen keuze liet, dat niet.
En het was ook niet zo dat het met vrienden nooit over normale puberzaken ging, school, het nieuwste computerspel voor de pc die nog niemand had, muziek, de politiek, want ik had nu eenmaal niet voor niets mijn vrienden binnen een politieke jongerenorganisatie, school en nog wat meer muziek.
In die tijd had ik geen idee dat het anders moest. Ik registreerde dat ik niet zo was als anderen, maar had geen idee wat ik met die wetenschap moest of kon en dus negeerde ik het weer. Tegenwoordig doet het pijn, wordt ik verdrietig als ik kijk naar de stunteligheden van toen, de moeite en tijd die ik erin stak om een beetje bij een groep te horen, vrienden te hebben en hoe ver die vrienden eigenlijk van dat woord afstonden. Het is genant, een beetje op de manier dat kijken naar Mister Bean genant is, plaatsvervangend en verlaat, om me te herinneren hoe ik het toen deed. Het heeft jaren geduurd voor ik doorhad dat je vrienden niet kon of hoefde te kopen. Dat een echte vriendschap inhield dat je je niet als een idioot hoefde te gedragen en dat ze dan, als alles goed was, toch min of meer bij je bleven. En het heeft nog heel wat meer jaren en diverse psychologen gekost voor ik er ook mee kon ophouden me als een idioot te gedragen.

Het is dus waarschijnlijk niet zo verwonderlijk dat P., toen ik haar laatst mailde, niet zo'n behoefte had om het contact weer aan te gaan. Wat in mijn ogen, toch gekleurd door de filters van die tijd, misschien wel heel onschuldig was, of mijn eigen onvermogen, kan heel anders op de ander overkomen, zo weet ik nu.
Ze was, nee is, zes of acht jaar ouder dan ik. Ik had enkel oudere vrienden, want de jongeren begrepen me niet. Misschien begrepen de ouderen me ook wel niet, en waren ze alleen beter in het verbergen...

De wetenschap dat je geen vrienden had omdat je er zelf niet toe in staat bent om ze te onderhouden is een ding. Maar geen vrienden hebben omdat je niet weet hoe je ze moet maken...
De realisatie nu, in goede tijden, is zoveel pijnlijker en mijn hart krimpt samen als ik denk aan het meisje van toen.
Maar o wat ben ik trots op de weg die ik sindsdien heb gelopen. Het Bergpad, de Mount Moeilijk, die ik beklommen heb en waar ik sinds jaar en dag een vlag op heb staan met de woorden:

Hier was Tylani, die kwam, zag, leed, en overwon.

Geen opmerkingen: