vrijdag, juli 27, 2007

Bijna in Frankrijk. (2)

Ooit kreeg ik een kunstgebit.
Iets met slechte glazuur en heel bang voor de tandarts. Met dat kunstgebit ging het beter, maar nog niet goed genoeg en toen besloten de tandarts en ik dat er een implantaat moest komen. Mooie roestvrij stalen staafjes in mijn mond waar je mooi je plastic tanden op kan klikken. Een beetje pijn, paar maandjes genezen, en nergens meer last van.

Dat was twee jaar geleden.
En nu had ik, ineens, pijn.
Natuurlijk was mijn tandarts met vakantie en ik volgde de routeplanner naar de vervanger in het volgende dorp.
Waar zit de pijn, vroeg hij, en wilde een foto. Zo'n ronde foto, waar de hele rits oorbellen er voor uit moest. Die hele kleine ronde oorbelletjes die ik met moeite in al die gaatjes bovenin mijn oor had gepropt. Nu ja, ik had pijn, dus het moest maar.

Je hebt een onsteking, zie hij, en gaf me een tube hele smerige gel. Doe maar poetsen die implantaten, dan gaat alles over. Drie dagen later leek het enkel erger geworden en reed ik weer terug. Tja, zei de tandarts, het lijkt inderdaad erger. Het IS ook erger, zei ik met een mond vol instrumenten. Morgen ga ik op vakantie, geef me iets, wat dan ook, dat dit over gaat.

Doe je gebit maar uit, zei de tandarts.
Uit?! Maar hoe moet ik dan eten?
Dan eet je toch vloeibaar, meldde hij en vond de zaak afgedaan. Ja, ho eens even.
Ik heb pijn. Pijn met hoofdletter P. En morgen ga ik op vakantie. Ik wil dat Dit Stopt! Na enig nadenken kreeg ik een doosje antibiotica mee. Maar vooral moest ik mijn gebit maar even een weekje uithouden, dat hielp vast.

De inval tandarts is maar een gewone tandarts. Niet eentje met veel verstand van implantaten. Maar ik probeerde het toch. En toen na tien uur de pijn niet minder werd deed ik mijn tanden maar weer in. Heerlijk, om zonder slissen te kunnen praten.

Ik ben begonnen met de penicilinekuur. Vijf dagen, heftig spul. Daar zouden alle bacteries wel van weg moeten gaan, rennend, vliegensvlug oprottend van daar in mijn mond. Ondertussen neem ik toch maar vier doosjes pijnstillers mee op vakantie.

Als je pijn in je kies hebt kan je hem laten trekken, of vullen, of laten wortelkanaalbehandelen. Ergens heb ik zo het idee dat het hebben van plastic tanden niet altijd een voordeel hoeft te zijn...

woensdag, juli 25, 2007

Uit. Terug op acht augustus.

Druk, druk, druk.
Ben aan vakantie toe.
Ow, wacht, dat gingen we ook.
Vrijdag.
Daarom is het nu zo druk.

Als ik vrijdag in de auto stap is alles over en in Frankrijk schijnt de zon.
Duimt u met me mee?

dinsdag, juli 24, 2007

Bijna in Frankrijk.

Hoe kan dat toch, dat het vorig jaar leek alsof ik in een luttel middagje alle vakantiespullen had ingepakt en dat ik nu, na twee uur zeer zware en noeste arbeid enkel het lijstje van Lyka's spulletjes heb afgewerkt?

Dat ik moeite heb met verhuizen is me inmiddels wel bekend. Om de een of andere reden brengt zelfs het inpakken van dozen om een kast te kunnen verplaatsen in mijn hoofd zoveel stress en onzekerheid met zich mee dat ik er liever ver van wegblijf.
Maar dat een vakantie inpakdag me al zoveel onrust oplevert is nieuw voor me. Of was het vorig jaar ook zo en ben ik het gewoon vergeten? Vorig jaar woonde Nanne veilig ver weg in zijn eigen huisje, en, hoewel ik in zijn huis ook spullen inpakte, leek de lijst van verleden jaar toch echt korter. Nu zou ik hulp kunnen krijgen, als ik het vroeg, maar vriendje werkt de hele dag en heeft dan in iets anders dan zware dingen uit de berging sjouwen weinig zin. Daarbij pakken vrouwen nu eenmaal veel efficiënter in dan mannen.

Wat er precies mis is met me is totaal onduidelijk. Ik tril en zweet en voel me ongelukkig. Zelfs doodmoe stilzitten op de bank is moeilijk, want er ligt nog zoveel. Het hondje wordt afgesnauwd als het niet luistert, ik ben opper dan op. En waar gaat het nu helemaal om? een paginaatje of drie aan excel sheets met rijtjes van in te pakken zooi erop. een kwestie van je huis doorlopen en alles in een tas mikken wat op je lijstje staat.

Volgend jaar ga ik hier mensen voor inhuren...

zondag, juli 22, 2007

Een beetje Ceasar.

Dertien was ik, en jong en onbegrepen.
Ik had in die tijd geen vrienden, ik had mensen van wie ik afhankelijk was. Van wie ik mezelf afhankelijk maakte.

Ik wilde aandacht, hunkerde naar contact.
Wat ik daar voor moest doen of later echter, was me vokomen vreemd.

Ik belde niet op met de vraag om gezelllig langs te komen, nee, ik fietste die richting uit, en belde dan op vanaf een telefooncel om de hoek. Dan was ik al in de buurt, was mijn redenatie, en de kans dus kleiner dat ik afgewezen werd. Ik was zo bang voor afwijzing dat ik ooit, ook al was ik uitgenodigd, meer dan een uur op de stoep voor het huis van een vriendin gezeten heb bij haar verjaardag omdat ik niet durfde aan te bellen, tot K., een andere vriend, langskwam en me mee naar binnen nam.

Ik liep met mensen mee naar tramhalte of trein en moest, geheel toevallig, ook in de regio zijn waar zij naar toe moesten, zodat we nog wat konden blijven kletsen. Zo ging ik met de trein naar Dordrecht en Breda, en reed met de tram de hele stad rond. Misschien durfde ik niet te vragen of we een keer wat konden afspreken om wat te gaan drinken en wat kletsen. Misschien geloofde ik wel niet dat ze dat ooit zouden willen. MIsschien is dat laatste nog wel waar ook. Ik bleef een beetje vreemd, en ik denk dat mijn, vooral veel oudere vrienden, dat echt wel doorhadden.
Ik durfde eigenlijk alleen te bellen als er een probleem was, en als dat er niet was dan bedacht ik er wel een. Als je maar dramatisch genoeg om aandacht vraagt zegt er niemand nee.
Ik was een soort vogeltje, klein en zielig. Zo'n hertje met van die grote bruine ogen, alleen in de grote grote buitenwereld. Ik had geen idee hoe alles werkte en was wanhopig op zoek naar echt contact. Mijn manier van contacten aangaan was echter zo agressief dat ik de relatie grondig sloopte voor er ooit echte vriendschap was.

NIet dat ik de anderen wat aandeed of ze geen keuze liet, dat niet.
En het was ook niet zo dat het met vrienden nooit over normale puberzaken ging, school, het nieuwste computerspel voor de pc die nog niemand had, muziek, de politiek, want ik had nu eenmaal niet voor niets mijn vrienden binnen een politieke jongerenorganisatie, school en nog wat meer muziek.
In die tijd had ik geen idee dat het anders moest. Ik registreerde dat ik niet zo was als anderen, maar had geen idee wat ik met die wetenschap moest of kon en dus negeerde ik het weer. Tegenwoordig doet het pijn, wordt ik verdrietig als ik kijk naar de stunteligheden van toen, de moeite en tijd die ik erin stak om een beetje bij een groep te horen, vrienden te hebben en hoe ver die vrienden eigenlijk van dat woord afstonden. Het is genant, een beetje op de manier dat kijken naar Mister Bean genant is, plaatsvervangend en verlaat, om me te herinneren hoe ik het toen deed. Het heeft jaren geduurd voor ik doorhad dat je vrienden niet kon of hoefde te kopen. Dat een echte vriendschap inhield dat je je niet als een idioot hoefde te gedragen en dat ze dan, als alles goed was, toch min of meer bij je bleven. En het heeft nog heel wat meer jaren en diverse psychologen gekost voor ik er ook mee kon ophouden me als een idioot te gedragen.

Het is dus waarschijnlijk niet zo verwonderlijk dat P., toen ik haar laatst mailde, niet zo'n behoefte had om het contact weer aan te gaan. Wat in mijn ogen, toch gekleurd door de filters van die tijd, misschien wel heel onschuldig was, of mijn eigen onvermogen, kan heel anders op de ander overkomen, zo weet ik nu.
Ze was, nee is, zes of acht jaar ouder dan ik. Ik had enkel oudere vrienden, want de jongeren begrepen me niet. Misschien begrepen de ouderen me ook wel niet, en waren ze alleen beter in het verbergen...

De wetenschap dat je geen vrienden had omdat je er zelf niet toe in staat bent om ze te onderhouden is een ding. Maar geen vrienden hebben omdat je niet weet hoe je ze moet maken...
De realisatie nu, in goede tijden, is zoveel pijnlijker en mijn hart krimpt samen als ik denk aan het meisje van toen.
Maar o wat ben ik trots op de weg die ik sindsdien heb gelopen. Het Bergpad, de Mount Moeilijk, die ik beklommen heb en waar ik sinds jaar en dag een vlag op heb staan met de woorden:

Hier was Tylani, die kwam, zag, leed, en overwon.

vrijdag, juli 20, 2007

Lekker vies.

Als je puppy na een half uur nog steeds de randen van je vette vloer likt, zou dat iets zeggen over de mate van schoonheid van de vloer, of over de intelligentie van de hond...?

Mate van belangrijkheid.

Onze keuken had vroeger een muur.
Omdat mijn scootmobiel Ea'van in de gang naast de keuken staat besloot ik het muurtje weg te (laten) halen en bleef er alleen bij de verwarming een stukje over waar ik een plank op timmerde. Het muurtje is onstabiel en wiebelig en behalve een doosje met pennen staat er nooit iets op.

Nanne besloot dat het een goed idee zou zijn om de frituurpan te laten afkoelen op dat instabiele muurtje. Dat muurtje waar ik drie keer per dag met Ea'van tegenaanrij om de gang in te komen. Omdat er te weinig ruimte is. De friturpan bleek niet zo bestand tegen een val van anderhalve meter. En twee liter vloeibaar vet bevolkte mijn keukenvloer. 's Ochtends, om vijf voor half negen, terwijl Nanne net weg was naar zijn werk.

Na mijn vriendje grondig vervloekt te hebben gooide ik een twintigtal theedoeken over de grond om sloot de katten en hond op in badkamer en bench. Ik bracht een half uur op mijn knieën op de keukenvloer door -wat nou mooie schone broek- en na wat extra liters afwasmiddel en een halve hernia leek de vloer wat minder plakkerig.
Het aanrecht staat vol met vette theedoeken en schoon te maken etensbakjes en ik vind dat die daar prima staan tot ik Nanne heb geknuffeld en de huid heb vol gescholden en hij het mag schoonmaken.

Maar wat ik eigenlijk het ergste vind is dat mijn gisteren met zoveel moeite en tijd perfect zwart gelakte nagels nu totaal geruineerd zijn...

donderdag, juli 19, 2007

Televisieherinneringen.

Ooit was ik zestien.
Puber en recalcitrant. Opstandig en onwillig. Volwassen en kind. En vooral: in de war.
Ik woonde op kamers en was de link met de wereld kwijt. Zag geen toekomst, geen leven, geen zon. In een vlaag van wanhoop zwierf ik over straat, op zoek naar iets, wat dan ook, dat me zou kunnen verlossen van de onduidelijkheid.

Omdat mijn omgeving het wat minder eens was met mijn keuze om over straat te gaan zwerven, en waarschijnlijk vooral omdat ik -wanhopig als ik was- totaal geen respect toonde voor dingen als stoplichten of spoorwegovergangen, was de keuze om een tijdje tot rust te komen binnen de veilige muren van de psychiatrische instelling snel gemaakt. En zo kwam ik terecht op de Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis.

Een grote glazen deur met een slot, dan een verpleegsterspost en vervolgens veertig meter gang met helemaal aan het eind een soort huiskamer met rookhol. Dertig patiënten, twee verpleegkundigen die elke zes uur wisselden. De patiënten verschilden van overspannen tweeverdieners tot zeer verwarde mensen die probeerden met de plastic mesjes in hun polsen te snijden. Het gros van de groep zat de hele dag in een benauwd rookhol. Ik rookte ook, en dus verbleef ik ook in het door een grote draadglazen deur afgesloten deel van de 'huiskamer'. Samen met mij zat er nog een meisje, ook puber, iets ouder dan ik. Ze was depressief, vertelde ze, en manisch. Misschien had ze iets van een meervoudige persoonlijkheid, of hoorde ze stemmen. Ze vertelde dat ze hier 'gedwongen' zat, wat zoveel inhield dat de burgemeester een blaadje had getekend waarop stond dat ze tegen zichzelf beschermd diende te worden. Van suicidale gedachten misschien, of zelfdestructie. In ieder geval leek ze voor mij heel normaal. Ze praatte niet in zichzelf en probeerde niet met een plastic lepeltje een gat in het raam te zagen om te ontsnappen. Wel rookte ze veel, erg veel. En leek een bizar soort facinatie voor vuur te hebben.

Omdat je nu eenmaal niets te doen hebt in een ziekenhuis, ook niet op een psychiatrische afdeling, bedachten we een spelletje met elkaar, iets wat redelijk populair was onder rokende jongeren. Je neemt een vloeitje, zo een waar men tabak in rolt, en brand er een klein gaatje in met je sigaret of sjekkie. Vervolgens blaas je dat heel snel uit, in de hoop dat de rand niet scheurt. Dan is de volgende, die een nieuw gaatje maakt en uitblaast. Wie het eerste bij de rand van het vloeitje komt heeft verloren en moet volgens de overlevering het vloeitje opeten. Dat niemand dat laatste deel uitvoerde deed er weinig toe, en het was vooral een manier om hersenloos de tijd te doden.

Toen om half elf het licht uit moest zei ik weltrusten en liep ik door de meterslange gang naar de kamer die ik deelde met nog drie bedden maar gelukkig geen bewoners zodat de radio zachtjes aankon. Het meisje bleef nog wat laatste gaatjes maken.
De verpleging was daar overduidelijk niet zo van gediend. Half elf is half elf en bedtijd draagt niet voor niets die naam. Halverwege de gang kwamen er twee verplegers me tegenmoet lopen en bleken er rode lampjes te knipperen op de muur. Het brandalarm bleek afgegaan te zijn door onze gaatjes-maak-in-vloeitjes-actie. Terwijl ik mij omdraaide werd het meisje afgevoerd. Letterlijk afgevoerd, ze liep nog zelf, maar de manier waarop de twee verpleegkundigen met hun hand op het kastje aan hun riem om versterking te roepen meeliepen liet weinig ruimte over voor vrijwillige gedachten. Het meisje zelf leek geen idee te hebben waar ze naar toe moest en begon, heel pubers eigen, op steeds luidere toon om uitleg te vragen.

Aan het einde van de gang bleek een grote stalen deur die me eerder nog niet opgevallen was. De deur ging open door een grote stalen sleutel. Achter de deur lag nog een deur en daarachter een cel. Ik heb het meisje tot ik wegging vijf dagen later niet meer gezien. Wel gehoord. De eerste nacht huilde ze. De tweede nacht schreeuwde ze. De derde en de vierde dag was ze stil.

Er zat veertig meter tussen de grote stalen deur aan het begin van de gang en de huiskamer, waar het grootste deel van de dag alle patiënten, en dus ook de verpleging, rondhing. Het kantoortje van de verpleging zat halverwege de gang. De enige keren dat ik de verpleging naar de grote stalen deur heb zien lopen is als het eten werd gebracht.

Elf jaar later lijkt er nog weinig veranderd.
Netwerk kopt met de zin dat ons land het hoogste aantal separaties in de psychiatrie heeft van Europa. Separatie is een mooi woord om te zeggen dat je mensen opsluit in een cel omdat je niet weet wat je met ze aanmoet.
In dit geval een meisje, in de war, die even niet meer weet wat ze met haar leven aanmoet en of ze dat leven nog wel wil. Niet gek, niet raar, niet agressief of psychotisch. Het had mij kunnen zijn. In een cel, dagenlang, zonder contact of aanspraak of behandeling, omdat er een brandalarm afging. Omdat men bang was voor wat er zou kunnen gebeuren.

Wat zijn wij een wreed land.

Vakantieplanning.

Een beetje vakantie heeft een begroting.
Met allemaal nummertjes, zodat je in één oogopslag weet wat je hebt, wat je nog wilt uitgeven en of dat allemaal wel kan.

Een beetje begroting maak je met de begroting en de afrekening van het jaar ervoor.
We hadden er een gemaakt. Ergens.
Met afschriften kom je een heel eind en na enig speuren had ik een lijst bij elkaar van het geld dat we vorig jaar in Duitsland uitgaven. Omdat we, heel overzichtelijk, vooral veel contant deden had ik na al mijn gespeur nog steeds niet echt een idee waar we al dat geld dan aan gespendeerd hadden. Wat het maken van de begroting voor dit jaar niet echt makkelijker maakte.

Ik gokte het voedsel op acht euro de man per dag.
Berekende de benzine met hulp van 's lands grootste pechspecialist.
Gokte dat we dit jaar ongveer evenveel zouden rijden als vorig jaar. We gingen nu drie dagen langer weg, maar vorig jaar hadden we een miezerig klein tentje en goot het van de regen en nu zouden we met de luxe vouwwagen naar de zon.
Calculeerde de tolwegen mee in het geld voor de benzine.
Rekende het allemaal opnieuw uit omdat Ducky op diesel rijdt en niet op benzine.
Stopte de rest van het geld in het souvernirs/kastelen/overige potje.
Worstelde met Excel om het de numertjes te laten optellen.
Worstelde vervolgens opnieuw om de code voor aftrekken te vinden.
Vond hem niet en rekende het maar zelf uit.

Na twee uur had ik een lijstje met acht posten en een rij nummertjes.
Nu hoefde ik me enkel nog druk te maken over de inpaklijst -maar vier Excel werkbladen groot-, de te kopen geheugenkaart voor de camera -waarom hebben we een Merk dat alleen Merk in zijn lijf wil en niet iets wat merkloos voor een tientje te koop is?-, de kaart van het land waar we heen willen -heel praktisch bij Schoonmama te halen, maar die dient wel gehaald te worden- en de gids met de leuke kasteeltjes erin.

We gaan pas de zevenentwintigste weg.
Volgend jaar mag Nanne dit voor zijn rekening nemen...

woensdag, juli 18, 2007

Jeugdsentiment?

Over was ophangen gesproken,

wie heeft er bedacht dat knijpers in een plastic tasje, dat dan aan je pols hangt en waar je theoretisch dan bij elk kledingstuk een knijper uit kunt pakken, een goed idee is?

Mijn moeder had ooit een schort met een vakje, in gruwelijke groene jaren-zeventig kleuren, maar waar wel mooi alle knijpers inpasten. En wat niet afviel, scheurde of wegwoei, al die dingen die mijn plastic tasje wél doet.

Nooit gedacht dat ik ooit iets zou willen hebben wat mijn moeder had...

(nu ja, naast de bovenlader dan, want die is ook gewoon verschrikkelijk handig, en goed voor je rug bovendien...)

Waardering voor mijn moordvent. (2)

Mijn mannetje leest mijn log.
En stuurt dan af en toe van die breathtaking lieve emails.

Het was precies waar ik bijna boos om wilde worden, maar dat niet deed omdat je pas net wakker was, omdat ik van je houd, omdat je slecht geslapen had, omdat ik van je hou, omdat ik geen tijd had om te ruzieen en omdat ik van je hou...

Waarom kan ik dat nou niet, niet chagerijnig worden omdat de ander net wakker is...

Waardering voor mijn moordvent.

Af en toe ben ik een verschrikkelijk kreng.

Als ik aan roddelen doe met andere vrouwen en we het huishoudelijk werk van onze mannen bespreken komt de mijne er met vlag en wimpel het best vanaf. Mijn Nannetje stofzuigt, hangt de was op en haalt die weer af, ruimt de vaatwasser in, maakt de kattenbak schoon als ik het vergeten ben en zet elke avond de waterkoker klaar met het water er al in, klaar voor de thee van de nieuwe ochtend.

Hij laat af en toe wat kleren slingeren over de stoel in de slaapkamer, en vergeet haast elke ochtend zijn dekbed recht te leggen, maar aan de andere kant onthou ik dat de mijne recht moet enkel en alleen omdat ik gedurende de dag veel vaker in de slaapkamer ben dan hij.

Ik had slecht geslapen, ik moest weer aan een ritme, minder slapen en zo het irritante wakkerworden midden in de nacht onder controle krijgen. Dus om zeven uur eruit, of ik nu wakker was of niet. Vroeger stond ik om zes uur op, liet dan de hond uit, ontbeet, gaf de beestjes eten en liet dan weer de hond uit voor ik Nanne wakker maakte om zeven uur. Tegenwoordig ben ik om zeven uur een soort vaatdoek, die niet uit bed wenst te komen en met grote moeite om een uur of acht met deken en al naar de bank hobbelt om mijn vriendje goeiemorgen te wensen en met een zoen naar zijn werk te sturen. En dus laat Nanne de hond uit, ontbijt, geeft de beestjes eten en laat opnieuw de hond uit en racete dan naar zijn werk. Met weinig tijd over om iets anders te doen.

Er was een grote stapel was, nog in de wasmachine en ik irriteerde me eraan. Zo erg dat ik mijn pijnlijke rug dubbelboog om hem eruit te halen, amper een minuut uit bed.
Toen vriendje om kwart over acht terugkwam met de hond en ik mijn oog door de kamer liet stuiteren viel mijn oog op de grote wasmand, vol gekreukte kleren. Verdorie.
Ik was moe, en moe, en moe en had rugpijn. Ik wilde niet degene zijn die de was moest ophangen, op het balkon nog wel, omdat ik had besloten dat ze daar het snelste droog werd. Ik wilde op de bank hangen of nog beter, weer naar bed.

En dus besloot ik de schuld van de gekreukte was in Nanne's schoenen te schuiven.
Als hij eerder zou zijn opgestaan, als hij gister had gedouched dan had hij nu de was kunnen ophangen. Als hij beter had geluisterd dan had ik nu niet de was hoeven ophangen en mijn pijnlijke rug in onmogelijke bochten hoeven wringen.

Dat ik gisteren met geen woord over de was gesproken had is bijzaak.
Dat hij pas tien tellen voor hij op de brommer moest stappen om weg te scheuren ervan hoorde is een onbelangrijkheid.
Dat ik mijn eetgestoorde gedachten mijn dag laat bepalen en gisteren vond dat twee keer een half uur met de hond wandelen in plaats van scooteren en goed idee was en dus nu de prijs betaal doet totaal niet terzake.

Af en toe ben ik echt een kreng.

En het ergste is nog dat als hij de tijd had gehad, hij waarschijnlijk nog de was zou hebben opgehangen ook...

dinsdag, juli 17, 2007

Onderbewust rookgordijn.

Zo af en toe doe ik mee aan interviews.
Vanuit de stichting worden er dan mailtjes verstuurd naar de leden en dan mag iedereen met expertise in hulpverlening/eetstoornissen/zelfbeschadiging/depressie (streep door wat niet van toepassing is) een lijst invullen van de afstuderende psycholoog of pedagoog. Zo was ik al bij Nova te zien om wat te vertellen over anorexia en vulde ik lijsten in over eetstoornissen en depressie. Op deze manier heb ik het gevoel dat ik met mijn verleden het heden van een ander wat tot nut kan zijn. Dienstbaar zijn voelt goed.

Vandaag kwam D.
Het stond op mijn kalender. Half tien D., interview.
Ik was moe en bleef tot half negen liggen, een doodzonde bijna voor mijn doen. Stapte gauw in een jurk, hing wat sieraden om en zat om half tien klaar met koffie en thee.
Ik wist alleen totaal niet meer waarvoor ze kwam.
In het afgelopen half jaar vulde ik bijna een dozijn lijsten in, belde met mensen, emailde met anderen en van welke organisatie of voor welke scriptie deze D. een lijst wilde afnemen, ik had geen idee.
Ze bleek een aardige meid, en na een half uur kletsen over onze wederzijdse katten moest ik misschien toch maar eens vragen waarvoor ze ook al weer kwam.
Dat is, als ik de moed had gevonden om te vertellen hoe vergeetachtig ik was, en vooral, dat ik haar blijkbaar niet de moeite waard had gevonden om in mijn mailbox op te zoeken voor welk onderzoek ze wilde komen interviewen.
Hmmm... Beter was het misschien om gewoon te wachten op vraag één, dan zou het me vanzelf duidelijk worden. Overactief denken heeft zo zijn nadelen.

Het bleek te gaan om de relatie tussen eetstoornissen en zelfbeschadiging, de achtergronden van de laatste en het uit de weg helpen van vooroordelen op dat gebied. Ineens herinnerde ik me waarom de vragenlijst van een paar maanden terug me zo aan had gesproken. Als voormalig ervaringsdeskundige wil ik graag aan de wereld uit de doeken doen hoe het één en ander in elkaar steekt. Bij mij dan, dat is.
Een eitje van een onderzoekje dus. Beetje over vroeger praten, de hond uitlaten, over katten roddelen, wat over vroeger praten, meer thee zetten, over vroeger praten... Eitje.

Toen ze om half twaalf wegging stond de kamer blauw.
Van al die sigaretten die ik gerookt had tijdens het 'makkelijke' onderzoek.
En zaten er negen theezakjes in het kopje. Van de achttien kopjes thee die ik nodig had gehad.

Misschien moet ik het 'gemak' waarmee ik over vroeger schijn te praten toch nog een goed onder de loep nemen...

maandag, juli 16, 2007

Never say never?

Ooit hadden beste vriendin I. en ik de volgende discussie.

Om daadwerkelijk dood te gaan in science fiction heb je meerdere dingen nodig.
Je moet zichtbaar doodgaan, je lichaam moet gevonden worden en het liefst begraven of -nog beter- gecremeerd. Je dient zichtbare fatale verwondingen te hebben en er dienen meerdere getuigen bij aanwezig te zijn die je overduidelijk zien sterven.

En zelfs als aan al deze voorwaarden is voldaan geldt nog steeds: dood is een relatief begrip.
Je had een dubbelganger kunnen zijn, een vreselijke ziekte kunnen hebben waardoor het leek alsof je dood was, ontvoerd kunnen zijn door de Vulcans die je tot leven wekken in de 26e eeuw, of een enge relatie kunnen hebben met een tovenaar die je verplaatste naar een andere dimensie zijn maar een paar van de voorbeelden die science fiction fiction maken.

In boeken geldt ongeveer hetzelfde.
Daarom is er een Save Harry Potter dot co dot uk waarin de fans vinden dat mevrouw Rowling best nog wel een boek acht tot en met veertien mag schrijven. Of een min één, wat ze maar wil.

Ergens heeft het wel wat, nog meer Harry Potters.
Ik leen het boek altijd, daar ik de eerste zes in paperback versie heb en vind dat het zevende boek dat ook moet wezen moet ik nog wat maanden wachten voor ik het kan aanschaffen. Waarschijnlijk is de Nederlandse versie eerder uit. I. koopt hem echter wel, een paar uur nadat hij uit is. Een aantal uur daarna leen ik hem van haar, zet mijn vrijwilligerswerk en telefoondiensten op slot en trek me terug in de leunstoel, om nog enkel op te staan voor nieuwe kopjes thee en toiletbezoek.
Dat nogmaals meemaken zou me niet echt tegenvallen.

En toch heeft het wel wat om te stoppen als het uit is.
Lord of the Rings heeft ook maar drie delen en het zevende deel van de Kronieken van Narnia -geweldig hoeveel mensen dat ineens kennen als je er een film van maakt, jammer dat ze niet weten dat het ooit een boek was- eindigd heel toepasselijk met de dood, of eigenlijk de hemel. Eigenlijk hoort er geen achtste deel, hoe graag we dat ook willen.

Maar, voor het geval mevrouw Rowling nog ingenieuze ideeën zou krijgen en zich af zou vragen hoeveel animo er is, toch maar even mijn naam invullen op die petitie...

zaterdag, juli 14, 2007

Zaterdagavondgevoel.

Ik wilde iets schrijven.
Echt.
Ik had vast ideeën, zeeën, maar niet nu.
Nu heb ik een hoofd dat leegloopt.
Eigenlijk heb ik elke dag een hoofd dat leegloopt.
Ik weet niet eens of het me wel echt iets kan schelen.
Voel me schuldig, ergens, omdat ik zo weinig stukjes pen, omdat ik, zoals ik dat noem 'achterloop'. Schuldig tegenover wie eigelijk?
Ik ben gelukkig, heb vakantie van het vrijwilligerswerk, en waar ik in het verleden geen idee had wat te doen met de vrije tijd vind ik het nu fijn. Ik heb een hondje op te voeden, een paardje om naar toe te gaan, en bank om op tv te kijken en een Nannetje die 's avonds thuiskomt om me te knuffelen.

Life is good.
Ik ben faalangstig, iedere keer als ik boos ben of chagerijnig, als ik denk dat Nanne me verlaten gaat.
Ik ben eetgestoord, als ik in de spiegel kijk of op een weegschaal sta, of me 's avonds bedenk waarom ik in hemelsnaam al die snoepjes at.
Maar verder ben ik redelijk normaal.
Ik was zenuwachtig om Nanne als eerste te vragen, van de week -de uitleg komt nog wel, ooit-, maar heb me door een betrouwbare bron -M. je bent mijn held in bange uren- laten vertellen dat dat heel normaal is. Ik ben gestressed als het over werk gaat bij mijn schoonouders, omdat ik te veel wil en graag zekerheid heb, met het oog op kindertjes enzo, terwijl Nanne graag iets wil wat leuk is en opleidingsmogelijkheden heeft, maar ook dat schijnt heel burgerlijk en gewoon te wezen.
Ook weet ik dat niet schrijven als het goed gaat voor mij -zoals voor zoveel anderen- een zaak van alledag is. Mijn stapel van anderhalve meter dagboeken zullen enkel getuigen van dagen vol zwartheid en rotte appels, niet van geluk, verliefdheid of dagen van boodschappen-kinderdagverblijf-school-koken-was-bed.
Dus feitelijk is alles peachy en moet ik me niet zo druk maken om te late of zelfs totaal afwezige logjes. Het getal zonder tientallen naast mijn lijst met gearchiveerde postjes maar negeren en vooral verder gaan met een gelukkig huisvrouwtje wezen.

Jeetje wat saai...

woensdag, juli 11, 2007

Ouder worden.

Ik ben bang dat ik iets onder de leden heb.
Iets verschrikkelijks, afgrijselijks.

Ik ben wezen winkelen, voor kleren notabene, en had het naar mijn zin...

Zou ik dan toch nog geclaimd worden door het vrouwelijkheidsvirus?

dinsdag, juli 10, 2007

maandag, juli 02, 2007

Cool.

Ijsland, lieverd, zou dat niet wat zijn?
- Huh? Wat? Als wat?
Huwelijksreis schat. We hadden al Ierland, maar Ijsland lijkt me ook wel wat.


Niet dat we al een trouwdatum hebben hoor, of één van ons de ander al gevraagd heeft, stel je voor, we moeten niet te hard van stapel lopen. Wat we wel doen is Top Gear kijken op zondagavonden. En die gingen naar Ijsland, iets met cabrio's doen.
En Ijsland lijkt me dus wel wat, voor een weekje huwelijksreis. Eigenlijk wilde ik naar Nieuw Zeeland, maar sinds ik erachter ben wat reizen naar Nieuw Zeeland kost ben ik vast besloten om exotische, bizarre, romantische plekjes dichter bij huis te zoeken.

Ik was in de bibliotheek en nam er een boekje over mee.
Mijn paardje is een Ijslander, en er waren ook vast websites over het rijden van Ijslanders op Ijsland. Niemand kan ooit zeggen dat ik mijn impulsieve ideeën niet zorgvuldig onderzoek. Na pakweg een uurtje had ik alles over het land gelezen wat er te lezen valt, zo groot is het immers niet. Nog even achterin het boek het A-B-C: banken, winkels, ziekenhuizen.. En, de gemiddelde weersverwachting in augustus in Reykjavik.

Veertien komma twee graden. In de zomer.
Let wel, dat is gemiddeld, tien is heel gewoon en in andere delen van het land iets daaronder ook erg normaal.

Het Ijs in Ijsland was me duidelijk even ontgaan...